Persoonlijk
De titel van mijn website Teksten in Tijdsbestek geeft tegelijkertijd de betekenis weer. De website is niet bedoeld als een weg naar meer werk of contacten. Integendeel. De website is bedoeld als een archief, een naslagwerk voor bezoekers die geïnteresseerd zijn in de thema’s die ikzelf te berde bracht in de decennia tussen 1970 en 2018 of waarvoor mijn opdrachtgeefsters (v/m) mij vroegen.
Vanaf nu zijn mijn in — nog bestaande en soms weer verdwenen — tijdschriften gepubliceerde artikelen, essays, columns en recensies, evenals mijn lezingen en de titels van mijn boeken, digitaal ontsloten en toegankelijk gemaakt voor iedereen die de moeite neemt mijn naam en/of de onderwerpen waarover ik schreef te googelen.
Deze thema’s lopen vrijwel parallel met mijn eigen ontwikkelingen en met veel van wat er in die decennia gebeurde in de Nederlandse maatschappij. Het ging over onderwerpen als armoede in ontwikkelingslanden, het klimaat — toen nog natuurbescherming genoemd -, kernwapens, homoseksualiteit, anti-apartheid in Zuid-Afrika, achterstelling en emancipatie van vrouwen en meisjes, de pogingen tot feminisering van kerken en samenleving, later aangeduid met gendervraagstukken. Onderwerpen waarin ik vooral door prikkels van buitenaf in geïnteresseerd of bij betrokken raakte.Achtergrond
Ik groeide op in een — gewoon — gereformeerd gezin, waar de mulo het hoogst haalbare was voor een meisje ‘dat toch zou gaan trouwen’. Een idee waar ik me niet tegen verzette want ik wilde later natuurlijk kinderen.
Na de middelbare school volgde ik, naast mijn werk, cursussen in steno Nederlands, -Duits en –Engels en een secretaresseopleiding. Op mijn 23e trouwde ik. Ik vertrok in 1958 vanuit mijn geboortestad Rotterdam en een ouderlijk gezin met acht kinderen, naar een grensstadje in Limburg. Mijn echtgenoot werkte toen al zeven jaar in West-Duitsland, was zeven jaar ouder en ik zag hem in die voorbereidingstijd één maal in de maand een zaterdag en zondag. Hij werd na ons huwelijk grensganger waarbij ik hem de eerste zes jaar slechts het weekend en ergens in de week thuis zag.Beroepsleven
Ik kreeg in het nieuwe stadje een afwisselende kantoorbaan. Omdat ik mij kennelijk onmisbaar had gemaakt, bleef ik nog twee jaar na de geboorte van mijn eerste kind thuis, met een zelf aangeschafte typemachine, voor dat bedrijf werken. Mijn emancipatie was begonnen. De feminisering liet nog bijna twee decennia op zich wachten.
Een nieuwe werkkring van mijn echtgenoot bracht ons in 1968 naar Zuid-Holland.
Een jaar later geconfronteerd met de kleuterschoolleeftijd van mijn jongste schreef ik me in voor een schriftelijke cursus journalistiek. De gevreesde lege uren werden gevuld met studie, praktijkwerk en een diploma. Onmiddellijk daarna met freelance werk voor een mega huis-aan-huisblad en later een dagblad. Nog niet eens zo heel lang geleden realiseerde ik me dat toen, op mijn 33e mijn leven pas echt begon.
Ik kreeg een vierde kind en besefte dat als ik zou stoppen, ik nooit meer aan het werk zou komen. Kinderopvang bestond in mijn behoudende omgeving niet. Ik werkte door ondanks afkeuring, maar dankzij de enthousiaste steun van mijn krantredactie. Een zwangere vrouw als journaliste op interview of als verslaggeefster bij gemeenteraadsvergaderingen was in 1973 nog niet gewoon.
Een jaar daarna opnieuw een verhuizing vanwege het werk van mijn echtgenoot naar een grensplaats in het Oosten. Pas anderhalf jaar later terug in mijn vak. Wel met een deeltijd opdracht als eindredacteur van een Gelders kerkmagazine. Geleidelijk aan gevraagd worden voor lezingen of begeleiding van cursussen. Een spraakmakende Wereldraad van Kerken in de jaren zestig en zeventig en de daarmee verbonden maatschappelijke onderwerpen daagden me uit tot het volgen van een vierjarige schriftelijke deeltijdopleiding theologie.De beëindiging van mijn huwelijk in 1979 had geen gevolgen voor mijn werk. Integendeel ik kreeg ruimte en freelance werk met name door de opkomst van, en het bekend worden in kringen van feministische theologie. Ik volgde emancipatiecursussen op kerkelijke en seculiere vormingsinstituten. Ik werd zelf uitgenodigd cursussen te geven binnen allerlei vormingswerk en in al die steden en dorpen waar het – gesubsidieerde – cursuswerk bloeide om de broodnodige emancipatie van de vrouw te realiseren.
Hoewel zelf van protestantse huize, viel mijn tienjarig verblijf in het katholieke Limburg in de jaren zestig en mijn vijfentwintigjarig verblijf in de overwegend katholieke provincie Brabant — aanvankelijk nog met mijn tweede echtgenoot (†1987) en mijn gezin – positief samen met de oecumenische achtergrond van feministische theologie. Mijn werk breidde zich uit, zowel op journalistiek gebied als in het geven van cursussen en lezingen. Steeds meer voorbij de theologie naar maatschappelijke kwesties die vrouwenemancipatie en feminisme opriepen, maar ook naar kwesties die vrouwen zelf aan de orde gingen stellen.Voor mij gaat het in het feminisme – dat voor mij blijvend is – om de structuren die in onze maatschappij met al haar afgeleiden – wezenlijk fout zijn. Ik heb altijd gekeken vanuit het perspectief van de vrouw die zich in een patriarchale samenleving tot allerlei mensen en zaken moet verhouden en zinnig wil leven. Met die blik blijf ik kritisch kijken naar wat er in de maatschappij, maar ook wereldwijd gebeurt met vrouwen en andere ‘tweederangs’ mensen. Voor mij betekent mijn feministische levenshouding dat ik een mening hierover formuleer en daarmee iets doe.
Daarom ben ik, ook indachtig de woorden van de zestiende-eeuwse humanist en kerkhervormer Philip Melanchton, die zijn studenten opriep Grieks en Latijn te gaan studeren om beter gewapend te zijn tegen de geleerdheid van de katholieke macht, in 1987 aan de Open Universiteit met de studie Cultuurwetenschappen begonnen. Onder andere omdat ik tenslotte inzag dat theologie, waarmee ik mij zo veel bezighield, niet het belangrijkste is, maar slechts een onderdeel van de cultuur. Dat laatste wilde ik bestuderen.
Het schriftelijke, het volkomen eigen tempo van de Open Universiteit-formule maakten het studietraject weliswaar lang, maar het geleerde kon ik in mijn geval onmiddellijk inzetten voor de thema’s waarover ik schreef en waarvoor ik werd gevraagd.
Voordat ik mijn studie aan de OU begon, had ik er al zo’n twintig jaar journalistiek op zitten. Journalistiek werk is, leerde ik, ook een vorm van onderzoek en er verslag van doen. Met mijn studie hoopte ik aan mijn werk waar mogelijk en nodig een wetenschappelijke basis te geven. Die studie werd een schatkist. Ik heb het een studie gevonden waarvan ik nooit genoeg hoef te krijgen.Nu ik eind 2017 deze archivering van mijn werk kan afronden – hoewel er af en toe een lezing of een artikel aan zal worden toegevoegd, zet ik mijn leven onder andere voort als Wikipediaan. Zo wordt iemand genoemd die meehelpt aan de – wereldwijde – Wikipedia-encyclopedie om er stukken aan toe te voegen over belangrijke personen en zaken. Een encyclopedie waardoor iedereen toegang krijgt tot onder andere de kennis die ik mij tijdens mijn leven ook heb kunnen toeëigenen.
Gedurende de bijna vijftig jaar van mijn arbeidzame leven, heb ik mijn werk ondertekend met verschillende weergaven van mijn naam of afkortingen daarvan. Om de eenheid van mijn werk te onderstrepen en met het oog op de vindbaarheid daarvan, heb ik al mijn werk in deze website ondertekend met de naam die ik sinds 1982 draag.
Sieth Delhaas
december 2017
Samenhang
Tijdens het herlezen van alle teksten uit haar papieren en latere digitale archief ter voorbereiding van deze website, worden er voor Sieth Delhaas lijnen zichtbaar. Vooral de samenhang tussen maatschappelijke problemen en persoonlijke ontwikkelingen van mensen waarover zij schreef. Waarover ze gevraagd werd te schrijven, voor wie ze gevraagd werd een cursus te geven, een lezing te houden, een column produceerde, een essay creëerde …
De jaren zeventig
Haar journalistieke werk vanaf 1970 begint voor Sieth Delhaas vooral met het oog op de Derde Wereld, dat toen ontwikkelingswerk heette. Met aandacht voor mensenrechten, antiracisme in Zuid-Afrika, het milieu. Dit laatste met name door het verschijnen in 1972 van het Rapport van Rome onder de titel Grenzen aan de groei.
De Assemblee van de Wereld Raad van Kerken en de 1e Wereldvrouwenconferentie van de Verenigde Naties in 1975 in Mexico worden door de ontwikkelingen wereldwijd, platformen waar vrouwen voor het eerst in de geschiedenis prominent het woord krijgen en nemen. Beide conferenties leveren, met de daarbij behorende ervaringsverhalen van vrouwen, decennialang de belangrijkste onderwerpen waarin zij zich verdiept, waarover zij schrijft en spreekt …
Vanaf medio 1975 tot mei 1982 was Sieth Delhaas redacteur, resp. eindredacteur van het 11.000 abonnees tellende blad Kerkleven in Oost-Gelderland. Van het bestuur kreeg zij de volle vrijheid om alle belangrijke thema’s, die niet alleen door eerder genoemde Wereldraad en de VN Wereldvrouwenconferentie werden geïnitieerd aan de orde te stellen. Hetzelfde geldt voor de thema’s die in die jaren van ontwikkeling door mensen zelf in de maatschappij en de kerken aan de orde werden gesteld.
Tot medio 2017 heeft zij gedacht, dat zij deze artikelen niet zou kunnen toevoegen omdat dat deel van haar archief in 1983 was verbrand. Deze zomer ontdekte zij tot haar grote vreugde dat het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers te Doetinchem alle nummers van het kerkblad, dat medio de zeventiende eeuw werd opgericht, in zijn archief had.
Deze vondst betekent voor haar een waardevolle aanvulling, waarin het verloop van de kerk- en maatschappijontwikkeling nog duidelijker kan worden gevolgd.
De jaren tachtig
Tijdens de jaren tachtig is er sprake van een maatschappelijk en kerkelijk terugdeinzen voor de gevolgen van de Tweede Feministische Golf. Problemen en consequenties die zicht- en hoorbaar worden op het podium dat overheden en kerken vrouwen aanvankelijk bieden.
Vrouwenstrijd wordt het thema van die jaren. Overheidsbezuinigingen maken de scherpe kanten tussen de partijen zichtbaar. Herziening van het sociale zekerheidsstelsel: de AOW, de WAO, de WW, de Bijstandswet, de AAW, geen wet blijft onaangetast. Rechten worden ingeperkt, uitkeringen dalen.
Al in 1982 — als de economische crisis in Nederland een bedreiging wordt voor de positie van met name vrouwen, vooral voor hen die zich een plek op de arbeidsmarkt hebben weten te veroveren — verenigen zich zo’n veertig vrouwenorganisaties in het Breed Platform. Samen staan zij voor een achterban van ruim tweeënhalf miljoen vrouwen.
Bijstandsvrouwen worden mondiger. Het begrip christelijke incest slaat in als een bom.
De strijd rond het al dan niet plaatsen van kruisraketten wordt feller. Dit levert in 1984 zelfs een Volkspetitionnement op.
De jaren negentig
De jaren negentig doodtij? Zo heeft het zich in de herinnering van Sieth Delhaas vastgezet. Na de Val van de Muur (1989) wordt samenwerking met Oost-Europese vrouwen belangrijk.
Om vrouwen in Oost-Europa bij de discussie over feminisering van de armoede te betrekken, wordt er — vanuit feministische perspectief — jaren gewerkt aan de voorbereiding van de Eerste Europese Vrouwensynode.
De kernwapens worden opnieuw en met name door de Tweede Golfoorlog een struikelblok.
Sieth Delhaas loopt in 1992 de drie laatste mee van de negen maanden durende European Peace Pelgrimage van de Oostkust van de VS naar de Nevada Testsite. Protestthema’s zijn, naast het stoppen van de kernproeven, het ontbreken van rechten van Indianen en het delven van uranium.
In de jaren negentig dienen zich steeds meer ethische vragen aan rond vruchtbaarheidstechnieken.
De leegloop van de kerken zet door.
Een vraag rond de oorlog in Joegoslavië die zich aandient is: ‘Is geweld dan toch de grondslag van onze westerse cultuur?’
De vraag dient zich aan of feministen van de Tweede Golf hun kritische houding meenemen in hun ouderdom?
Sieth Delhaas realiseert haar wens — die ze in 1974 al koesterde — eenmaal een VN Wereldvrouwenconferentie bij te wonen in 1995 met haar aanwezigheid op de 4e VN Wereldvrouwenconferentie in Beijing.
Het tweede millennium
Aan het begin van het tweede millennium overvallen door een nieuw fenomeen: terrorisme, aanschouwelijk gemaakt in de vernietiging van mens en materie bij de aanval op de Twin Towers. Van aangezicht tot aangezicht geconfronteerd met een gewelddadige en wraakzuchtige Islam.
Het verschijnsel populisme wordt zichtbaar. Politicus Pim Fortuyn schudt Nederland wakker met zijn ‘waarheden’. De menigte ontevredenen achter zijn rouwwagen spreekt boekdelen.
De verhoopte Derde Feministische Golf laat op zich wachten. Nederlandse vrouwen gaan ‘shoppen’.
De jaren tien
Sieth Delhaas kiest voor haar eerste liefde, het ontwikkelingswerk en de positie van vrouwen. Concreet genomen neemt ze vijf jaar de tijd voor zestienhonderd Luo-weduwen en hun kinderen in de omgeving van het Victoriameer in Kenya. Zij blijken zich na twintig jaar aandacht, kennis en financiële steun uit Nederland steeds beter zelf te redden. In ‘Weerbarstig erfgoed’ heeft ze de successtory opgeschreven.
Haar lidmaatschap sinds 2012 van het Dutch Gender Platform WO=MEN is vooral geworteld in het bijwonen van de 4e VN Wereldvrouwenconferentie en de intensieve contacten met allen die betrokken zijn bij het Keniaanse Luo-weduwenproject.
Daarnaast is haar lidmaatschap sinds 1985 van Women’s International League for Peace and Freedom (WILPF) een eerbetoon aan Aletta Jacobs en haar medestrijdsters, die in 1915, als gebaar tegen het uitbreken van WO. I, deze internationale vrouwenvredesbeweging oprichtte. In april 2015 was ze aanwezig bij de herdenking van 100 jaar WILPF in Den Haag.